Ik had een keer een consult waarbij de cliënte al na een aantal zinnen aangaf dat ze het heel vervelend vond dat ik het woord “maar” zo vaak gebruikte. “Maar” vond ze een ontzettend negatief woord. Het deed volgens haar alles teniet wat je ervoor hebt gezegd. Het was heel erg ongemakkelijk, ik merkte namelijk dat ik onmogelijk een consult kon geven waarin het woord “maar” niet voorkomt en het werd dus een heel raar hakkelend verhaal.
Achteraf ging ik hier natuurlijk over nadenken. Want ik had dit wel eerder gehoord in een communicatie cursus; Dat je het woord “maar” vaker moet vervangen door bijvoorbeeld “en”. Vooral als je minder leuk nieuws hebt: je zegt dan eerst iets leuks waarna je geen “maar” zegt maar “en”.
Ik vond het toen al een beetje raar, theoretisch zou je dan iets zeggen als: “Deze nieuwe jurk staat je erg mooi en je lijkt er dik in” (in plaats van: “Die Jurk is echt heel mooi maar je kunt beter een maatje groter nemen”). Ergens snapte ik het punt wel, mensen die altijd “maar” zeggen komen vaak over als zeurpieten die excuses zoeken.
Ik bleef er echter bij dat “maar” het allerbelangrijkste woord is in de Tarot. Immers, de kaarten hebben altijd 2 extreme kanten. Er is niet echt iets goed of fout, het zijn 2 kanten van dezelfde medaille. De Tarotkaarten zijn in principe neutraal (net zoals energie, geld, enz.) maar soms is het advies wel om de ene kant meer te volgen of te ontwikkelen. In andere situaties geldt juist dat men de andere kant wat meer zou mogen belichten. Zogenaamde “goede” eigenschappen kunnen negatieve gevolgen hebben als je er te ver in doorslaat. Zogenaamde “negatieve” dingen kunnen ook een positieve kant hebben. Elk nadeel heeft zijn voordeel ( Johan Cruijff zou een hele goede Tarotlezer zijn geweest). Kortom: volgens mij is er altijd een “MAAR” in de Tarot.
Was ik nu eigenwijs of was er ergens iets te vinden dat mijn mening onderbouwde? Ik vond het toen ik mij verdiepte in het Aristotelisch denken en hoe je dit zou kunnen terugvinden in de Tarot.
Aristoteles was ook een leerling van Socrates, maar koos na zijn dood een totaal ander standpunt dan Plato; Aristoteles neemt de MENS als maat der dingen, en ziet dus geen (verborgen) grondpatroon ACHTER de wereld (zoals Plato) maar IN de wereld. Dit is een aards standpunt ten opzichte van het spirituele standpunt van Plato. Wel ging Aristoteles verder dan Socrates in het uitwerken van definities van wat “de juiste” manier was om te leven.
De zin van het leven was volgens Aristoteles om jezelf maximaal te verwezenlijken. Zelfvervulling is dus het gene waar mensen naar moeten streven. Alles wat mensen doen heeft een doel, wat weer bijdraagt aan een “hoger” doel totdat men het einddoel bereikt: GELUK. Dit gaat natuurlijk niet zomaar. Je moet er veel voor doen en je moet jezelf als mens langdurig vormen en ontwikkelen om het te kunnen bereiken. Geluk is voor Aristoteles niet dat je uitblinkt in iets of dat je leven comfortabel of makkelijk is. Maar het is het ontwikkelen van alle kanten van jezelf en worden wie je bent. Geluk betekent dat je “een gelukt mens” bent geworden, dat je “deugt”.
Dit “deugen” van Aristoteles heeft niets te maken met deugdelijkheid als braaf en netjes zijn, maar meer met een soort eigenschap of karaktertrek waardoor je betrouwbaar en stabiel bent. Hiervoor moet je flink oefenen! Je moet je menselijke vermogens goed met elkaar af kunnen stemmen (denken, voelen, kunnen). Je moet je activiteiten zo indelen dat ze een gebalanceerde samenhang vertonen en je moet natuurlijk lang genoeg leven.
Er zijn volgens Aristoteles 2 soorten deugden:
Deugden van het Verstand: Dit is het resultaat van onderwijs, opvoeding en ervaring. Hier hoort intuïtieve kennis ook bij!
Deugden van het Karakter: Deze betreffen het handelen: emoties en bewust kiezen. Deze deugden zijn niet meer of minder dan aangeleerde gewoonten, want volgens Aristoteles wordt de mens NIET geboren met een bepaald karakter, maar wel met de aanleg er eentje te ontwikkelen.
Handelingen dragen dus bij aan het vormen van je karakter, maar alleen als je nadenkt over wat je doet, bewust een keuze maakt om iets wel of niet te doen EN als je de juiste houding hebt. Er zijn maar 3 houdingen: te veel, te weinig of ertussenin. De laatste is “het juiste midden” en volgens Aristoteles precies goed. Aristoteles heeft een aantal karaktereigenschappen (deugden) uitgewerkt. Bijvoorbeeld je mag niet te laag over jezelf denken, maar je moet ook niet verwaand zijn. Het juiste midden is als je “grootmoedig” bent. Je mag niet laf zijn maar ook niet roekeloos! Wanneer je dapper bent, ben je perfect. Dit is natuurlijk moeilijk, zo niet onmogelijk. Want het is nogal subjectief : de ene persoon vindt dat iemand zijn geld over de balk smijt en de ander vindt hem vrijgevig….
Gelukkig heeft Aristoteles wel een paar tips gegeven:
- Laat je niet in met de dingen die het verst weg liggen van het midden (de uitersten dus)
- Van 2 uitersten, is er altijd 1 “slechter” dan het andere (kies het beste uit 2 kwaden)
- Oefening: bedenk welk uiterste jou het meest aantrekt, en ga dan in tegengestelde richting verder
- Oefening: zoek de balans, doe soms het ene, dan weer het andere
- Wanneer je niet precies in het midden kan uitkomen, ga dan voor de 1 na beste optie
- Kijk uit voor de “aangename” dingen (genot) dat zijn linke loetjes
- Sta altijd achter je eigen handelen, dus controleer tussendoor of je iets wel met overtuiging doet
Eigenlijk is de filosofie van Aristoteles ook in zijn algemeenheid “gelijk” aan het concept van de Tarot; De dwaas die op pad gaat met al zijn talenten in zijn knapzakje. De Magiër die zich bewust lijkt van deze talenten en het vermogen er iets mee te kunnen doen. Vervolgens heeft elke kaart 2 kanten, 2 extremen die mogelijk verkend kunnen worden. Wanneer je teveel naar een extreme kant gaat, of je blijft erin hangen komt het advies wat meer de andere kant op te gaan. De Dwaas ontwikkelt en ontplooit zich op alle gebieden (lichaam, gevoel, houding en intellect) tot dat hij “heel” is (de Wereld).
Het ontwikkelen van zichzelf kost De Dwaas moeite en tijd. Het gaat met vallen en opstaan. Telkens als er balans lijkt te zijn gevonden, wordt die weer verstoord en moet hij weer aan de bak. Dit zie je in alle Tarot kaarten terug, vooral bij de kleine arcana kaarten. Zwaarden 3 (groeien door pijn) is bijvoorbeeld een typisch Aristotelische kaart:

Maar de Matigheid van Waite is toch wel DE kaart van Aristoteles: balans lijkt hier het toverwoord. “Alles waar TE voor staat is niet goed (behalve tevreden)” zoals mijn moeder altijd zei. Bij Crowley wordt dit nog beter weergegeven in VIII Evenwicht.

“Matigheid” vond ik altijd moeilijke kaart. “matigheid” klinkt alsof je altijd maar saai en matig moet doen. Het “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg” devies. Het uit de weg gaan van moeilijke dingen en uitdagingen om alles maar voort te laten kabbelen.
Het tegendeel is echter het geval; Het is namelijk juist super moeilijk om balans te vinden! Om alles te kunnen doen zonder dat je onderweg iets belangrijks verliest. Om niet door te slaan in iets, je niet schuldig te voelen omdat je iets wel of niet, teveel of juist te weinig doet. Om alle kanten van en tegenstellingen in jezelf te verenigen en om niemand (jezelf en anderen) te kort te doen. Dat is echt hard werken en het betekent juist niet dat je altijd het “veilige poldermidden” moet kiezen. Juist om de balans te kunnen vinden moet je de extremen soms ervaren. Zolang je bewust kiest kun je altijd weer terug naar de andere kant.
Wanneer je het evenwicht hebt gevonden kan het broos zijn en kan het je veel moeite en energie kosten om het te bewaren. Er zit dus weer een MAAR aan, namelijk dat het constant najagen van een balans als doel an sich een negatief effect kan hebben op je geluksgevoel. Balans kan dus ook zijn dat je het gevoel op het juiste midden te moeten uitkomen los kan laten….

Echt een super mooi stuk🙏🏻